Annotatie voorzieningenrechter Raad van State 11 mei 2023 ECLI:NL:RVS:2023:1851 Verschijnt in PB 2023/6
Je zult maar bedreigd worden in je eigen huis en allerlei overlast van een buurman ondervinden, en dan van de autoriteit tot wie je je wendt – kennelijk al herhaalde malen – niet meer te horen krijgen dan: ik ben niet bevoegd, ga maar naar de politie of doe maar buurtbemiddeling. Dat is op zich al niet echt ‘prettig contact’. Want ook als een burgemeester niet bevoegd is, kan hij altijd op een informele wijze toch zich op de hoogte laten stellen of een kijkje (laten) nemen op de locatie. Het was een kleine moeite geweest om dat voorafgaand aan de zitting bij de voorzieningenrechter te doen.
Ook is informeel een informele ‘stop-brief’ of ‘stop-gesprek’ (een best practice bij de politie waar het gaat om stalking en grensoverschrijdend gedrag dat nog niet ‘rijp’ is voor opsporing) mogelijk, zeker als de politie al bezig is met een onderzoek. Of even bellen met de verzoeker om morele steun te geven en te vragen wat de burgervader wél zou kunnen betekenen. Bijvoorbeeld door een appel te doen op de verhuurder, die gehouden is om rustig woongenot te bieden. En buurtbemiddeling – door vrijwilligers – is erg goed en nuttig, maar verslaving, mogelijke stoornissen en criminaliteit gaan haar capaciteit te boven. Daarnaar verwijzen, is een teken dat de zaak niet serieus is genomen.
Los daarvan blijkt deze verzoeker, die niet juridisch is onderlegd, maar zich wel in de wet heeft verdiept, met zijn vraag om maatregelen aan het juiste loket te zijn geweest. Er was sprake van een besluit, omdat er niet evident sprake was van het ontbreken van een bevoegdheid (zie ook: Kluwer T&C Awb, Artikel 1:3). Voor verzoeker is nu onnodig veel tijd verloren; hij heeft – als we uitgaan van de juistheid van de door hem aangevoerde feiten – een klein jaar in een onaanvaardbare situatie gezeten.
Sinds 2014 woont verzoeker met meerdere mensen in een pand. Vanaf 2020 ondervindt hij hinder van een medebewoner in het pand. Hij stelt dat de medebewoner hem regelmatig met de dood bedreigt, scheldt, roddels over hem verspreidt, en spullen van hem steelt en vernielt. Er zou sprake zijn van psychische klachten, drugsgebruik en drugshandel, omdat er steeds mensen aan de deur komen, vooral in de nachtelijke uren. Zijn huisbaas verwijst hem naar de politie, die niets lijkt te doen. Vanwege geldgebrek is verhuizen geen optie. Verzoeker wil dat de medebewoner hem met rust laat en heeft de burgemeester in verschillende brieven om maatregelen gevraagd.
Op 28 juli 2022 reageerde de burgemeester met een e-mail op zijn brief van 25 juli 2022 met het bericht dat de politie belast is met het onderzoek naar aanleiding van strafrechtelijke incidenten en dat de gemeente daarin geen rol heeft. Verder verwijst hij verzoeker naar zijn vaste contactpersoon bij de politie en adviseert hij de burgemeester om met de medebewoner en huisbaas het gesprek aan te gaan. Hij kan zich daarbij laten ondersteunen door Buurtbemiddeling en/of zijn advocaat. In de mail is geen rechtsmiddelenclausule opgenomen.
Ondanks dat stelt verzoeker bezwaar en beroep in. De rechtbank is het met de burgemeester eens dat de brief van verzoeker geen aanvraag is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, en de e-mail van de burgemeester daarmee geen besluit als bedoeld in dezelfde bepaling is. Er is volgens haar geen bevoegdheid om op te treden, omdat de gedragingen in de woning plaatsvinden en geen relatie hebben tot de openbare orde. Dat verzoeker na diverse aanvaringen met zijn huisgenoot de straat op vlucht, maakt volgens de rechtbank niet dat er alsnog een relatie met de openbare orde ontstaat. Ook de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) geeft de burgemeester geen bevoegdheid om op te treden omdat geen sprake is van ‘huisgenoten’ in de zin van de Wth.
In hoger beroep oordeelt de voorzieningenrechter bij Raad van State anders. Verzoeker voert daar aan dat hij niet juridisch onderlegd is, maar dat er volgens hem wetgeving moet zijn op grond waarvan de burgemeester bevoegd is om handhavend op te treden. Hij betwist de overwegingen van de rechtbank over artikel 151d van de Gemeentewet (de Wet aanpak woonoverlast), omdat de medebewoner ernstige hinder in en rond de woning veroorzaakt. Hij stelt ook dat de burgemeester een ruime bevoegdheid heeft op het gebied van handhaving, onder meer op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en de Wth.
Onder verwijzing naar eerdere uitspraken (ECLI:NL:RVS:2008:BC3065, ECLI:NL:RVS:2014:99) overweegt de voorzieningenrechter dat een beslissing rechtsgevolg, als zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, of een juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen. Alleen het geheel ontbreken van een bevoegdheid brengt in beginsel met zich dat geen rechtsgevolgen in het leven kunnen worden geroepen.
Over het verzoek om maatregelen om veilig te kunnen wonen en niet steeds door de medebewoner met de dood te worden bedreigd, kan volgens de voorzieningenrechter niet worden gezegd dat een bevoegdheid voor de burgemeester om op te treden geheel ontbreekt. Artikel 125 van de Gemeentewet bevat een algemene bestuursdwangbevoegdheid. Deze kan worden toegepast ter handhaving van de wettelijke regels die de burgemeester uitvoert. Dat gaan om de regels zijn voor woonoverlast, waarvoor de gemeente een bepaling heeft opgenomen in de APV. De Wth is wel degelijk toepasbaar in huiselijk geweld-situaties, ook bij anderen dan gezinsleden.
De voorzieningenrechter overweegt dat als vast staat dat er een mogelijke bevoegdheid tot het nemen van een besluit bestaat, er inhoudelijke beoordeling van het verzoek moet volgen. De burgemeester kan op grond van de genoemde bepalingen dus wel rechtsgevolgen in het leven roepen. Er is dus sprake van een Awb-besluit. De voorzieningenrechter voorziet echter niet zelf in de zaak. De feitelijke situatie is onduidelijk, en de burgemeester was daarvan ter zitting niet goed op de hoogte. Er moet dus alsnog een onderzoek plaatsvinden.